020 – 6140305      Contact  

   

Pestprotocol

Pestprotocol

Pesten komt helaas voor op alle scholen en is van alle tijden. Het verschijnsel lijkt onuitroeibaar, maar is zeker wel te bestrijden en te beperken. Op onze school maken we zeer serieus werk van het bestrijden van pestgedrag. Iedereen die op school leert of werkt heeft immers recht op een veilige leer-en werkomgeving die het mogelijk maakt om het maximale uit je zelf te halen.

Hierin vinden we dan ook het belangrijkste doel van dit protocol: een veilig en vertrouwd schoolklimaat voor allen. In dit pestprotocol wordt samengevat wat al vele jaren praktijk is op onze school. Het bevat richtlijnen en adviezen voor het signaleren van pestgevallen, afspraken over het behandelen van pestsituaties door vakdocenten, mentoren en afdelingsleiders, over het beperken van de negatieve gevolgen voor slachtoffers van pesterij, over de behandeling en bestraffing van leerlingen die zich aan pesten schuldig maken, over de noodzakelijke contacten met de ouders van pesters en gepesten.

Er zijn verschillende vormen van pesten. Internet en smartphone bijvoorbeeld bieden helaas steeds weer nieuwe mogelijkheden. Dit protocol bevat dus geenszins het laatste woord over pesterij zal daarom regelmatig herzien worden.

Wat is pesten?

Over wat pesten precies is, verschillen betrokkenen vaak van mening. Wat voor de een bedreigend, beangstigend of zelfs gewelddadig overkomt kan voor de ander als grapje bedoeld zijn. Wat grensoverschrijdend is kan erg persoonlijk zijn. Bovendien speelt pesterij zich vaak in het verborgene af, wordt het vaak niet of pas laat opgemerkt of durft het slachtoffer er niet mee voor de dag te komen. Het is dus lastig om greep te krijgen op pesterij.

Onder pesten verstaan wij (niet uitsluitend!)

  • Anderen vernederen, belachelijk maken, schelden, dreigen, bijnamen geven, roddelen,
  • Valse briefjes/sms-jes/pingen/WhatsApp-jes, misbruik van Facebook, Instagram, snapchat, TikTok, etc. Hieronder valt ook anderen lastigvallen of kwetsen wegens verschillen in geloof, geloofsuitoefening en seksuele geaardheid.
  • Trekken aan kleding, duwen, schoppen, slaan, knijpen, krabben, bijten, aan de haren trekken.
  • Achtervolgen, nalopen, opjagen, uitjouwen, klem zetten, opsluiten.
  • Uitsluiten, doodzwijgen, negeren bij groepsopdrachten.
  • Vernielen of beschadigen van eigendommen, afpakken van (school)spullen, wegnemen van boeken, etuis, fiets beschadigen, banden lek prikken, etc.
  • Afpersen, onder dwang opdrachten laten uitvoeren, geld of voorwerpen afnemen.

Pesten heeft naast de vaak ernstige gevolgen voor het slachtoffer ook negatieve gevolgen voor de klas waarin het slachtoffer zit. Als in een klas gepest wordt, is dat immers nadelig voor de werksfeer en dikwijls ook voor ieders resultaten. Pesten moet dus uiterst serieus genomen worden en bestreden.

Daarbij hebben allen die bij de school betrokken zijn een taak, waarvan zij zich bewust moeten zijn: docenten, onderwijsondersteunend personeel, leerlingen en ouders. Pesten onttrekt zich vaak aan de waarneming van docenten, ondersteunend personeel en ouders. Docenten en ouders zullen dus open oog moeten hebben voor de signalen die op pesterij kunnen wijzen en de verhalen en klachten van kinderen of ouders serieus moeten nemen.

Het slachtoffer

Waarom de ene leerling wel gepest wordt en de andere niet is moeilijk te zeggen en al helemaal niet te voorspellen. Soms heeft het te maken met het uiterlijk, de houding, het gedrag of de gevoelens van een kind. Leerlingen die op een of andere wijze afwijken van de groepsnorm lopen meer kans slachtoffer te worden van pesterij. Gepeste kinderen hebben vaak moeite om met hun verhaal naar buiten te komen. Ze schamen zich, zijn bang dat het gepest nog erger wordt als zij praten of denken dat er toch niet naar hen geluisterd zal worden en dat zij zelf de schuld krijgen van de beroerde situatie.

De pestkoppen

Ook de motieven en de achtergronden van kinderen die zich aan pesterij schuldig maken, kunnen zeer uiteenlopen. Ook hun gedrag is vaak in hoge mate onvoorspelbaar. Sommigen voelen zich sterk en superieur en willen zich laten gelden, anderen zijn onzeker en misschien ooit zelf gepest. En gebruiken het pesten van zwakkeren als manier om zelf buiten schot te blijven. Als pesters lijken zij sterk en stoer. Weer anderen gebruiken het als middel om populair te worden bij klasgenoten en proberen met pesterij de lachers op hun hand te krijgen. Het pesten maakt hen belangrijk in de groep. Kinderen die zwak presteren zien in het pesten van klasgenoten soms een mogelijkheid om hun eigen minderwaardigheidsgevoelens te compenseren.

Meelopers en omstanders

Pesterij in een groep of klas is sterk afhankelijk van omstanders en meelopers. De meeste kinderen houden zich afzijdig van pesterij, maar grijpen niet in. Anderen lachen mee met de dader(s). De samenstelling van de groep is hierbij belangrijk. Als in een klas veel kinderen onzeker zijn van hun positie en zich daardoor onveilig voelen, kan dat meeloopgedrag bevorderen. Wie meelacht of wegkijkt loopt immers zelf minder kans om in een slachtofferrol terecht te komen en heeft kans om te stijgen in de hiërarchie van de groep. Kinderen kunnen bang zijn vrienden of vriendinnen te verliezen en minder populair te worden als zij zich niet conformeren. Zich afzijdig houden of meelachen kan dus lonend zijn.

De aanpak

Pesten is onacceptabel. Het Comenius Lyceum Amsterdam wil in alle opzichten een school zijn waarin iedereen die er leert en werkt, zichzelf kan zijn en zich veilig kan voelen. De school heeft in het aanpakken van pestgedrag dus een duidelijke opdracht. Alle geledingen van de school, leerlingen, personeel en ouders hebben een taak en een rol in het voorkomen ervan. Bij de aanpak en bestrijding van pesterij zullen alle geledingen dan ook betrokken moeten worden.

De vijfsporenaanpak

Wij sluiten in onze aanpak van pesterij aan bij het Nationaal Onderwijsprotocol tegen Pesten. Daarin is sprake van een vijfsporenaanpak:

  1. We steunen het gepeste kind
  2. We steunen de pester
  3. We steunen de ouders van het gepeste kind en de ouders van de pester
  4. We betrekken de andere kinderen bij de oplossing van het pesten
  5. We nemen als school de leiding en verantwoordelijkheid

We ondersteunen altijd kinderen die gepest worden. Kinderen die met hun verhaal naar buiten komen, worden serieus genomen en er wordt naar hen geluisterd. Met hen zoeken we naar oplossingen en indien gewenst krijgen zij begeleiding, hulp en training aangeboden via het schoolmaatschappelijk werk.

De school onderzoekt altijd wat de beweegredenen zijn van de pester(s), die met de gevolgen van zijn/haar gedrag geconfronteerd wordt. We proberen de diepere oorzaken van het pestgedrag boven water te krijgen. Waar nodig legt de school sancties op aan de pester(s) en volgt een hulp- en begeleidingsaanbod via (het schoolmaatschappelijk werk) de zorgcoördinator naar de ouderkind-adviseur (OKA).

De school steunt altijd ouders van gepeste kinderen. Ouders die zich zorgen maken over hun gepeste kind, worden door de school serieus genomen. In de bestrijding van pestgedrag werkt de school samen met de ouders van alle betrokken kinderen. Waar mogelijk en nodig geeft de school adviezen aan de ouders over de omgang met hun gepeste en/of pestende kind.

De school betrekt in de bestrijding van het pestgedrag altijd de omstanders, meelopers en de overige leerlingen van de klas. De mentor bespreekt met de klas de rol van alle leerlingen en helpt bij het zoeken van mogelijke oplossingen.

De school erkent zijn eigen verantwoordelijkheid voor het aanpakken en bestrijden van pesterij. Zij voert een actief beleid en stelt personeel van de school in staat om voldoende kennis en informatie te verwerven over pesten. In deze aanpak spelen verschillende personen een rol, maar de mentor van de klas is de centrale figuur. Daarnaast zijn de vakdocent, het schoolmaatschappelijk werk, de vertrouwenspersonen en de afdelingsleider belangrijk.

De rol van de mentor
De mentor heeft in eerste instantie een signalerende rol. Hij/zij is immers eerstverantwoordelijke voor een veilige werksfeer in de klas, waarin alle kinderen zich prettig voelen. Zodra de mentor van een klas hoort of merkt dat een leerling van de klas gepest wordt onderzoekt hij/zij de zaak door eerst een gesprek aan te gaan met de gepeste leerling die aan dit gesprek het vertrouwen moet kunnen ontlenen dat hij/zij gesteund wordt.

Daarna voert de mentor een apart gesprek met de pester. Als de mentor een goed inzicht heeft gekregen in wat er speelt dan organiseert hij/zij een gesprek tussen het gepeste kind en de pester, waarin geprobeerd wordt om tot goede afspraken te komen om de situatie te verbeteren. De mentor confronteert in zijn gesprek met de pester hem/haar direct met de mogelijke gevolgen van het pestgedrag en wijst op de consequenties als het pestgedrag niet onmiddellijk stopt. De mentor spreekt met de klas en maakt duidelijk dat alle leerlingen een verantwoordelijkheid hebben bij het herstellen van de goede werksfeer in de klas. De mentor maakt met de klas bindende afspraken die nieuwe pesterijen moeten voorkomen. In de mentorlessen van de klas komt hij hier regelmatig op terug.

De mentor onderhoudt contact met de ouders van het gepeste kind, licht hen in over zijn/haar activiteiten om het pesten te stoppen en over eventuele maatregelen die hem/haar daarvoor als mentor voor ogen staan. De ouders van het gepeste kind ontlenen aan dit contact het vertrouwen dat de pesterij effectief bestreden wordt. De mentor onderhoudt ook contact met de ouders van de pester(s), licht hen in over het gedrag van hun kind en bepreekt met hen de mogelijkheden die de school en de ouders hebben om het gedrag van het pestende kind te veranderen. De mentor maakt van de gesprekken die hij/zij voert een korte aantekening in het leerlingvolgsysteem Magister. Als het pesten daarna toch doorgaat, draagt de mentor de zaak over aan de afdelingsleider.

De rol van de vakdocent
Vakdocenten hebben een signalerende rol. Het is van groot belang dat zij alert zijn op signalen die op pesterij wijzen. Als zij die menen waar te nemen en pesterij vermoeden, dan waarschuwen zij direct de klassenmentor.

De rol van de afdelingsleider
Bij herhaald pestgedrag neemt de afdelingsleider de verantwoordelijkheid over en handelt daarbij in overleg met de mentor. De afdelingsleider neemt de regie ook over als de pesterij het klassenverband overstijgt. De afdelingsleider heeft altijd een gesprek met het gepeste kind en met de pester apart en/of organiseert een gesprek tussen beide partijen. In het gesprek met het slachtoffer van de pesterij probeert de afdelingsleider te achterhalen of het kind gedrag vertoont dat hem/haar tot een gemakkelijk doelwit maakt van pesterij. De afdelingsleider adviseert in dat geval het slachtoffer en diens ouders en biedt hulp aan op vrijwillige basis van het schoolmaatschappelijk werk. In het gesprek met de pester confronteert de afdelingsleider het kind met het ongewenste en verwerpelijke van diens gedrag en probeert hij eventuele dieperliggende oorzaken ervan te achterhalen. Ook maakt hij aan de pester duidelijk welke consequenties voortzetting van het pestgedrag kan hebben voor de onderwijscarrière aan het Comenius Lyceum.

De afdelingsleider roept de ouders van de herhaaldelijk pestende leerling op voor een gesprek op school. In dat gesprek stelt hij hen op de hoogte van het pestgedrag van hun kind, verzoekt hen hun kind in gesprekken tot verandering van zijn/haar gedrag te bewegen en brengt hen op de hoogte van het vervolgtraject als het pesten onverhoopt niet zou stoppen. Hij brengt de pestende leerling en diens ouders op de hoogte van de maatregelen en de sancties die de school daarbij ten dienste staan. Tenslotte biedt de afdelingsleider de ouders van het pestende kind hulp aan en eventuele doorverwijzing via het schoolmaatschappelijk werk.

De afdelingsleider houdt van zijn gesprekken aantekening in het leerlingvolgsysteem Magister.

De rol van het (schoolmaatschappelijk werk) OKA
De OKA (de schoolmaatschappelijke werkers) adviseert en ondersteunt waar mogelijk de mentoren en de afdelingsleider in alle fasen van een casus. Zij bieden op vrijwillige en onvrijwillige basis individuele begeleiding en eventueel training aan, aan de slachtoffers en de pesters apart. Zoals bijvoorbeeld assertiviteitstraining, faalangsttraining. OKA maakt desgewenst verwijzingen naar externe hulpverlening.

De rol van de vertrouwenspersonen
De twee vertrouwenspersonen van de school hebben een signalerende rol. Zij nemen in het geval van pesten contact op met de mentor en/of de afdelingsleider om het pestprobleem zichtbaar te maken en volgens dit protocol te kunnen handelen.

Preventieve acties en maatregelen

Pesterij komt het meest voor in klassen met een onveilig klimaat, waarin kinderen onzeker zijn van hun rol en positie in de groep. De mentorlessen zijn bij uitstek geschikt om problemen over de sfeer in de groep aan de orde te stellen. Elke mentor bespreekt daarom aan het begin van het schooljaar het belang van veiligheid en een goede sfeer en maakt met de klas daarover afspraken met als kern: plagen en pesten doen wij niet.

De mentor kan als besluit van deze lessen samen met de klas een anti-pestcontract opstellen en door de leerlingen laten ondertekenen. De mentor wijst er regelmatig op dat pesten altijd gemeld moet worden en dat het melden van pesterij niets te maken heeft met klikken of met verraad. Wie pesten meldt, draagt juist bij aan de bestrijding ervan.

In klas 1 en 2 worden in de eerste periode van het schooljaar anti-pestworkshops georganiseerd, waarin m.b.v. professionele acteurs de kinderen ervan doordrongen worden hoe schadelijk en verwerpelijk pesterij feitelijk is. Deze workshops worden in de mentorlessen voorbereid en nabesproken. In klas 1 en 2 wordt voor training van sociaal-emotionele vaardigheden gebruik gemaakt van de methode Tumult. De mentor gebruikt deze methode het gehele jaar om de aandacht voor pesten en de schadelijkheid ervan levend te houden bij de kinderen. De school organiseert in de onderbouw projecten van beperkte duur op het gebied van pesten, seksuele opvoeding, diversiteit en verdraagzaamheid.

Sancties

Het Comenius Lyceum heeft een eigen Jongerenrechtbank. Dit is een rechtbank voor jongeren die door jongeren gerund wordt. De leerlingen hebben allemaal een meerdaagse training gevolgd en kennis gemaakt met de verschillende rollen binnen de rechtbank. Onze school gelooft erin dat het herstellen van onderlinge relaties meer kunnen opleveren als leerling elkaar kunnen wijzen op hun misstap. Alle betrokken partijen kunnen hun verhaal doen en uiteindelijk beslist de rechter (leerling) wat de sanctie wordt. Het hoogste doel van de sanctie heeft te maken met het herstellen van de onderlinge relatie en het vertrouwen.

Een pester die in herhaling valt kan verplicht worden om een pestproject of een op gedragsverandering gerichte training te volgen in eigen tijd. Dergelijke programma’s worden aangeboden (door of) via het schoolmaatschappelijk werk. Ouders van pestende kinderen worden hiervan altijd op de hoogte gesteld. Deze hulp is nadrukkelijk niet op vrijwillige basis. Weigering van deelname kan gevolgen hebben voor de onderwijscarrière van betrokkene aan het Comenius Lyceum Amsterdam.

Een leerling die in herhaling valt van pestgedrag kan verplicht worden een gedragscontract te ondertekenen met daarin expliciete bepalingen over hoe om te gaan met klasgenoten of medeleerlingen. Als pestprojecten, gedragscontracten en gedragstraining geen of onvoldoende resultaat opleveren en de leerling dus pestgedrag blijft vertonen, volgt eerst een externe schorsing van één dag. Mocht ook dat onvoldoende effect hebben, is ook schorsing voor langere tijd (maximaal vijf schooldagen) mogelijk. Daarnaast kan in bijzondere gevallen een leerling voor een periode van 3drie maanden geplaatst worden in de (S)TOP-klas.

Als de leerling ondanks alle inspanningen om hem/haar te bewegen om te stoppen met pesten toch door blijft gaan en er dus geen perspectief meer is op verbetering zal de leerling voorgedragen worden voor verwijdering van school.

Frans Guit, ondersteuningscoördinator/zorgcoördinator